. 
.

Otto

Otto kwam bij ons door zijn lieve 'ouders' uit het noorden van het land. Zwaar spastisch. Zijn lichaampje stond constant 'aan'. In overdrive. Een MRI wees uit dat het gedeelte tussen zijn twee hersenhelften niet was ontwikkeld. De neuroloog van het dierenziekenhuis in Waalwijk bood ons een experimentele behandeling aan: medicijnen die normaal gebruikt worden voor mensen met Parkinson. We hadden geen keus. Zijn achteruitgang was geen leven en overlijden zou onvermijdelijk zijn. Na twee weken waren de eerste hoogtepuntjes daar: het constante bewegen van zijn oogjes was gestopt en zijn voorpoten stonden niet meer krampachtig krom. En... hij begon zich te wassen. Na vier weken de medicatie verdubbeld en na een paar dagen stond hij voor de eerste keer op drie en een halve poot. Wat een prachtig gezicht! Zo machtig mooi. Het was de enige keer dat hij zo stond. Dit was de max van zijn vooruitgang. Tot hier en niet verder. We waren blij voor Otto dat hij niet meer constant “aan” hoefde te staan. Maar zijn vooruitgang was niet genoeg om een katwaardig bestaan te leiden. Otto lag de hele dag in zijn mandje. Kwam er alleen uit als hij gepoept of geplast had. Toen hij daarmee stopte wisten we eigenlijk dat het genoeg was. Toch bleven we hopen. Otto was niet aan het lijden, en zo soms, dan was hij echt gelukkig. Bijvoorbeeld als er eten was. Na een paar weken wilde Otto niet eten. Niets ernstigs bleek er aan de hand, maar wel een goed moment om zijn leven zoals het nu was te evalueren. En we kwamen tot de conclusie dat geluk als er eten is of een hand die je aait niet genoeg is om een kat te zijn. Onze hartendief is er niet meer, maar zijn prachtige blik wordt nooit vergeten.

E-mailen
Map
Instagram